ALGEMENE VOORWAARDEN

 
 
Deze Algemene Vervoervoorwaarden zijn van toepassing bij het gebruik van de Waterbus. Door gebruik te maken van de vervoerdiensten van de Waterbus erkent de reiziger kennis te hebben genomen van de Algemene Voorwaarden (die beschikbaar zijn op de website: www.dewaterbus.be en op de erkende verkoopslocaties) en aanvaardt hij deze na te leven. De Algemene Voorwaarden kunnen op elk ogenblik aangepast worden. De Algemene Voorwaarden die van kracht waren bij aankoop van het vervoerbewijs blijven gelden voor de duurtijd van het vervoerbewijs.
 

Artikel 1 - Begripsomschrijving

 
Dienstregeling:
voor een ieder kenbaar schema van reismogelijkheden; raadpleegbaar bij elke halte en op de website https://www.dewaterbus.be.
Halte:
een plaats waar een vervoermiddel zonodig stilstaat om reizigers op te nemen of te laten uitstappen en die als zodanig is aangeduid, alsmede de daarbij behorende wachtgelegenheid;
Handbagage:
bagage die een reiziger als gemakkelijk mee te voeren, draagbaar dan wel verrijdbaar bij zich heeft, daaronder begrepen levende dieren, (vouw-) fietsen, kinderwagens, alsmede voorwerpen die door de vervoerder als handbagage worden toegelaten;
Personeelslid:
het personeelslid in dienst van de vervoerder met inbegrip van het personeelslid, dat niet in dienst van de vervoerder dienst doet op een vervoermiddel van de vervoerder of op een vervoermiddel dat aan de vervoerder ter beschikking is gesteld;
Reiziger:
de persoon ten aanzien van wie de vervoerder zich verbindt deze te vervoeren, danwel de persoon die door zijn aanwezigheid bij de halte te kennen geeft vervoerd te willen worden;
Tarieven:
de tarieven zoals deze consulteerbaar zijn op https://www.dewaterbus.be en beschikbaar zijn op de erkende verkoopslocaties.
Vervoerbewijs:
Een traditioneel papieren ticket, rittenkaart, abonnementskaart of de in artikel 23 bedoelde   elektronische toegangskaart (e-ticket).
Vervoerder:
AQUALINER BV met zetel te Zwijndrecht Nederland met ondernemersnummer 69002738 en/of een door de vervoerder aangewezen vervanger. Adresgegevens zijn beschikbaar op www.aqualiner.eu .
Vervoermiddel:
Binnenvaartuig en of enig ander vervangend vervoermiddel.
 

Artikel 2 - Verplichtingen van de vervoerder

  1. De vervoerder verbindt zich om de reiziger, volgens de dienstregeling en conform deze Algemene Voorwaarden veilig te vervoeren, alsmede de door hem meegevoerde handbagage.
  2. De vervoerder is gerechtigd de reiziger die zich niet aan de wettelijke bepalingen met betrekking tot het vervoer, danwel aan de bepalingen van deze Algemene Voorwaarden houdt, de toegang tot het vervoermiddel te ontzeggen, danwel hem uit het vervoermiddel te (doen) verwijderen, indien in redelijkheid van de vervoerder niet kan worden gevergd dat hij die reiziger vervoert.
  3. De vervoerder is verplicht zorgvuldig om te gaan met de persoonlijke gegevens, verkregen in verband met uitgifte van op naam gestelde vervoerbewijzen, conform de aanwijzingen van de toepasselijke privacywetgeving.
 

Artikel 3 - Dienstregeling

  1. Het vervoer geschiedt volgens de door de vervoerder openbaar gemaakte dienstregeling. De vervoerder is evenwel gerechtigd om gegronde redenen (bv. ingevolge beslissingen van overheden, wijziging, wetgeving, operationele vereisten die verband houden met bedrijfsmiddelen, vervoermiddelen, weersomstandigheden, technische mankementen aan haltes en/of vaartuigen die de uitvoering van de dienst verhinderen etc) de dienstregeling aan te passen, andere tijdstippen en/of volgens een alternatieve route te varen en/of alternatieve vervoermiddelen in te zetten.
  2. De vervoerder kan, in geval van overmacht, het vervoer geheel of gedeeltelijk schorsen of staken. De vervoerder stelt de reiziger zo spoedig mogelijk in kennis van het staken en indien mogelijk van de redenen, de te nemen maatregelen en de mogelijke duur.
  3. In de dienstregeling worden tenminste vermeld:
    1. de dagen waarop de vaarten plaatsvinden;
    2. de vertrektijden, de passeertijden en de intervallen van de passeertijden. Deze zijn bij benadering aangegeven.
  4. De vertrektijden van de vervoermiddelen vanaf het beginpunt worden bepaald naar de dienstklokken van de vervoerder of, bij gebreke daarvan, naar de uurwerken van het personeel.
 
 

Artikel 4 - Tarieven

1.   Het vervoer geschiedt op basis van de Tarieven.
  1. Geen vervoerprijs is verschuldigd voor:
    1. kinderen jonger dan zes jaar mits voor hen geen afzonderlijke zitplaats wordt verlangd,
    2. één persoon van ten minste twaalf jaar oud die een reiziger begeleidt die in het bezit is van een kosteloze Begeleiderskaart,
    3. één hond die een gehandicapte reiziger begeleidt indien deze hond een als zodanig herkenbare blindengeleidehond, signaalhond of hulphond (in opleiding) is,
  2. Op grond van objectief bepaalde criteria (leeftijd, validiteit, etc.) kunnen gereduceerde tarieven gelden.
  3. De reiziger dient bij aankoop van een vervoerbewijs zelf aan te geven indien hij op grond van bepaalde criteria in aanmerking komt voor een specifiek tarief. Na aankoop van een vervoerbewijs kan de reiziger geen specifiek tarief meer doen gelden.
  4. De reiziger dient aan te tonen aan de hand van officiële legitimatiebewijzen dat zij in aanmerking komen voor een gratis vervoerbewijs of vervoerbewijs tegen een specifiek tarief.
 
 

Artikel 5 – Aankoop en betalingen

  1. Tenzij vrijgesteld conform artikel 4.2. dient de reiziger een geldig vervoerbewijs aan te kopen via één van de erkende verkoopskanalen. Het verhandelen van vervoerbewijzen door personen die hiervoor geen uitdrukkelijke toestemming hebben is verboden.
  2. Overeenkomstig atikel VI 53.12° en 73. 12°van het wetboek economisch recht, beschikt de reiziger niet over een herroepingsrecht voor de aankoop van een vervoerbewijs.
 
  1. Tenzij in de tarieven anders is bepaald, geschiedt betaling van het vervoerbewijs aan de vervoerder of aan het personeel in Belgische wettige betaalmiddelen, danwel op een andere door de vervoerder toegelaten wijze van betalen.
  2. De betaling van het vervoerbewijs in het vervoermiddel dient bij voorkeur met gepast geld te geschieden.
  3. Indien de vervoerder ter zake van de inning van de vervoerprijs en de eventueel verschuldigde verhoging als genoemd in artikel 10 lid 2 (buiten)gerechtelijke kosten moet maken, zijn deze voor rekening van de reiziger.
 
 

Artikel 6 - Terugbetaling

  1. Indien van een vervoerbewijs waarop de geldigheidsperiode is aangegeven geen of slechts gedeeltelijk gebruik is gemaakt, kan de reiziger onder overlegging van dit vervoerbewijs verzoeken om gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de vervoerprijs of om ontheffing van de eventueel resterende betalingsverplichting. Zowel het maandabonnement als jaarabonnement dient alsdan, bij voorkeur, aangetekend te worden terug gezonden naar het adres van de vervoerder.
  2. Terugbetaling van de vervoerprijs dan wel ontheffing van de betalingsverplichting vindt slechts plaats:
    1. indien van het vervoerbewijs geen gebruik wordt gemaakt en de reiziger het verzoek om terugbetaling of om ontheffing van de betalingsverplichting indient vóór het tijdstip waarop de geldigheid aanvangt of
    2. indien van een vervoerbewijs met een geldigheid van tenminste een week slechts voor een gedeelte van de termijn van geldigheid gebruik wordt gemaakt. In dat geval kan de terugbetaling slechts betrekking hebben op de termijn waarvoor het vervoerbewijs na overlegging nog geldig is.
    3. Indien, in geval een duplicaat vervoerbewijs is afgegeven, dit duplicaat vervoerbewijs tezamen met het origineel vervoerbewijs wordt overlegd.
  3. Degene die beslist over terugbetaling van de vervoerprijs of tot ontheffing van de betalingsverplichting bevoegd is, mag voor de behandeling van een dergelijk verzoek administratiekosten in rekening brengen van 5% van de vervoersprijs, tenzij het verzoek tot terugbetaling te wijten is aan een éénzijdige wijziging van de dienstregeling.
  4. Een strippenkaart behoudt zijn geldigheid gedurende twaalf maanden na een tariefwijziging van die strippenkaart. Van een strippenkaart kan geen restitutie plaatsvinden; tenzij het verzoek tot terugbetaling te wijten is aan een éénzijdige wijziging van de dienstregeling.
  5. Verloren of gestolen vervoerbewijzen worden nooit omgewisseld of terugbetaald.
 
 

Artikel 7 - Geldigheid en intrekking van het vervoerbewijs

  1. Tegen afgifte van een ontvangstbewijs kan de vervoerder een vervoerbewijs van de reiziger intrekken en de reiziger uit het vervoermiddel verwijderen, danwel doen verwijderen indien:
    1. de reiziger een wettelijk danwel een contractuele bepaling betreffende het vervoer overtreedt danwel niet nakomt en in redelijkheid van de vervoerder niet verlangd kan worden de reiziger verder te vervoeren;
    2. de reiziger zich bedient van een niet geldig vervoerbewijs danwel het vervoerbewijs misbruikt of de controle van zijn vervoerbewijs belemmert of verhindert;
    3. niet is voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen of betalen van het vervoerbewijs.
  2. Een vervoerbewijs is in elk geval niet geldig indien:
    1. zulks uit de dagaanduiding volgt;
    2. dit onbevoegd is gewijzigd;
    3. dit bewerkt of verminkt is;
    4. dit niet danwel onvoldoende leesbaar (meer) is;
    5. of de zich onder een beschermlaag bevindende pasfoto eenvoudig bereikbaar is geworden.
  3. In geval van intrekking of verwijdering heeft de reiziger geen recht op enige vergoeding, ook niet voor de tijd dat de reiziger niet kon beschikken over zijn vervoerbewijs.
  4. Indien een op naam gesteld vervoerbewijs is ingetrokken dat niet geldig was danwel misbruikt was, of indien de reiziger de controle verhinderde of belemmerde, heeft de reiziger geen recht op afgifte van een nieuw op naam gesteld vervoerbewijs.
  5. Indien de betrokken reiziger kan aantonen, dat het feit dat tot de intrekking c.q. verwijdering heeft geleid, niet aan hem kan worden toegerekend, vinden de leden 3 en 4 van dit artikel geen toepassing.
  6. Een aan boord gekocht ticket is de dag zelf geldig; een retour dient dezelfde kalenderdag gebruikt te worden.
    Een online gekocht ticket is geldig op de door de passagier gekozen reisdatum; een retour dient ook op dezelfde dag gebruikt te worden.
     
 

Artikel 8 - Handbagage

  1. Het is de reiziger verboden voorwerpen of stoffen aan boord te brengen die gevaar, verontreiniging of hinder voor een ander kunnen veroorzaken. De vervoerder mag indien daarvoor aanleiding bestaan naar diens oordeel een controle (laten) doen. De vervoerder kan de reiziger de toegang tot het vervoermiddel weigeren danwel hem noodzaken het vervoermiddel te verlaten, indien naar zijn oordeel handbagage van de reiziger gevaar, verontreiniging of hinder voor een ander kan veroorzaken dan wel dat de reiziger zich verzet tegen een controle.
  2. Vervoer van handbagage geschiedt op de daarvoor aangewezen plaats, doch alleen voor zover er naar het oordeel van het personeel voldoende plaatsruimte is. De reiziger zorgt zelf voor het in- en uitladen.
  3. De reiziger is verplicht de handbagage die hij in het vervoermiddel meevoert zelf te bewaken. De reiziger is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn handbagage die hij in het vervoermiddel meeneemt; tenzij bewezen wordt dat de schade door de schuld van de vervoerder werd veroorzaakt.
  4. Handbagage mag slechts zodanig worden geplaatst dat deze de nooduitgangen niet verspert, het in- en uitstappen van reizigers of personeel niet belemmert en hen ook overigens niet hindert. Evenmin mag handbagage op een halte of in het vervoermiddel een zitplaats innemen voorzover een reiziger daarop aanspraak maakt.
 

Artikel 9 - Dieren en fietsen

  1. Levende dieren mogen, behoudens hetgeen in de volgende leden van dit artikel is bepaald, in gemakkelijk draagbare mand, tas of een dergelijk voorwerp die kunnen worden neergezet of op schoot gehouden, worden meegevoerd. Honden mogen evenwel ook op andere wijze worden meegevoerd, mits kort aangelijnd. Indien het dier een plaats inneemt, is de eigenaar van het dier het geldende tarief verschuldigd.
  2. De in het eerste lid bedoelde dieren mogen niet worden meegenomen, indien deze op enigerlei wijze voor de reiziger of voor het personeel lastig of hinderlijk kunnen zijn of lijden aan een besmettelijke ziekte.
  3. Het personeel beoordeelt of een dier in aanmerking komt voor vervoer overeenkomstig het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.
  4. Fietsen kunnen alleen worden meegevoerd, indien de vervoerder hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend.
  5. Indien de vervoerder in de tarieven aangeeft dat voor het vervoer van dieren alsook fietsen een tarief is verschuldigd, dient de reiziger voor het dier en de fiets een geldig vervoerbewijs te kunnen tonen.
 

Artikel 10 - Verplichtingen van de reiziger

  1. De reiziger moet ter plekke beschikken over een geldig vervoerbewijs, tenzij hij recht heeft op kosteloos vervoer. De reiziger dient de vervoerprijs vóór of bij aanvang van de vaart te voldoen. Tijdens de vaart dient hij, op eerste verzoek, te kunnen aantonen over een geldig vervoerbewijs te beschikken.
  2. De reiziger die het vervoerbewijs, waarvan hij of zij moet zijn voorzien, desgevraagd ter controle op eerste vordering niet toont of overhandigt of een onbevoegd gewijzigd of anderszins bewerkt
  3. De reiziger moet ter plekke beschikken over een geldig vervoerbewijs, tenzij hij recht heeft op kosteloos vervoer. De reiziger dient de vervoerprijs vóór of bij aanvang van de vaart te voldoen. Tijdens de vaart dient hij, op eerste verzoek, te kunnen aantonen over een geldig vervoerbewijs te beschikken.
  1. De reiziger die het vervoerbewijs, waarvan hij of zij moet zijn voorzien, desgevraagd ter controle op eerste vordering niet toont of overhandigt of een onbevoegd gewijzigd of anderszins bewerkt vervoerbewijs gebruikt, een vervoerbewijs misbruikt of de controle van vervoerbewijzen belemmert of verhindert, is naast de verschuldigde vervoerprijs een verhoging verschuldigd gelijk aan maximaal 100% van de normale vervoerprijs.
  2. De reiziger is verplicht zich op eerste vordering te identificeren met een der wettelijk erkende identificatiebewijzen, na constatering van het niet in acht nemen van de verplichting van lid 2 van dit artikel.
  3. De reiziger is verplicht de aanwijzingen op te volgen die door de vervoerder of het personeel worden gegeven tot handhaving van de bepalingen van deze Algemene Voorwaarden of in het belang van orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang in de wachtgelegenheden, op de haltes en in de vervoermiddelen.
  4. De reiziger dient toe te zien op zijn eigen veiligheid en dient zich te gedragen als een normaal voorzichtig en zorgvuldig persoon.
  5. De reiziger is verplicht gedurende de rit één van de voor reizigers bestemde zit- of staanplaatsen in te nemen.
  6. De reiziger die enig onderdeel van een wachtgelegenheid, vervoermiddel, van tot haltes behorende werken en inrichtingen of overige eigendommen van of in gebruik bij de vervoerder verontreinigt, beschadigt of ontvreemdt of wiens handbagage dergelijke schade toebrengt, moet de daardoor veroorzaakte schade aan de vervoerder vergoeden. Geen schadevergoeding wordt verlangd, indien de schade is veroorzaakt door een omstandigheid die een zorgvuldig reiziger niet heeft kunnen vermijden en voorzover die reiziger de gevolgen daarvan niet heeft kunnen verhinderen.
  7. Wordt een kind dat jonger is dan twaalf jaar begeleid door een persoon van achttien jaar of ouder, dan is deze begeleider verplicht ervoor zorg te dragen dat dit kind niet handelt in strijd met deze Algemene Voorwaarden. Een kind onder 12 jaar mag niet alleen reizen.
 

Artikel 11 – verdere verbodsbepalingen voor de reiziger

  1. Het is de reiziger onder meer (doch niet limitatief) verboden:
    1. het personeel op enigerlei wijze te hinderen in de uitoefening van zijn taak;
    2. foto- en/of film- of geluidsopnamen te maken en/of te publiceren van personeel in de uitoefening van zijn taak, tenzij het personeel hiervoor toestemming verleent;
    3. een vervoermiddel zonder noodzaak in te gaan of te verlaten anders dan met gebruikmaking van een daarvoor bestemde in- of uitgang en/of op een daarvoor bestemde halte;
    4. hinder of overlast te veroorzaken voor reizigers en/of personeel;
    5. in een vervoermiddel te roken of zich daarin te bevinden met een brandende pijp, sigaar of sigaret/e-sigaret;
    6. gebruik te maken van een noodvoorziening of deze in werking te stellen, behalve in geval van direct gevaar of gegrond vermoeden van gevaar voor het ververmiddel of voor personen in het vervoermiddel.
  2. Het is de reiziger verboden zich, zonder in het bezit te zijn van een geldig vervoerbewijs, te bevinden op wachtgelegenheden, indien uitdrukkelijk is aangegeven dat toegang zonder een geldig vervoerbewijs niet is toegestaan.
  3. Het is de reiziger verboden wachtgelegenheden, vervoermiddelen, tot haltes behorende werken en inrichtingen of overige eigendommen van of in gebruik bij de vervoerder te beschadigen, te verontreinigen dan wel zaken daaruit te ontvreemden.
 

Artikel 12 - Aansprakelijkheid van de vervoerder

  1. De vervoerder is enkel aansprakelijk voor de schade tengevolge van dood of letsel van de reiziger indien de dood of het letsel veroorzaakt is door een ongeval dat in verband met en tijdens het vervoer de reiziger is overkomen en dat het gevolg is van een foutief doen of nalaten van de vervoerder. De schadevergoeding die de vervoerder in genoemde omstandigheden mogelijk verschuldigd is, is beperkt conform artikel 273 Boek II wetboek van Koophandel juncto KB van 24 november 1989 betreffende de uitvoering en de inwerkingtreding van de wet van 11 april 1989 houdende de goedkeuring en uitvoering van diverse internationale akten inzake de zeevaart tenzij er een andere wettelijke aansprakelijkheidsbeperking van toepassing zou zijn.
  2. De vervoerder is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door geheel en gedeeltelijk verlies danwel beschadiging van de handbagage, voorzover dit verlies of deze beschadiging is ontstaan tijdens het vervoer en is veroorzaakt door een aan de reiziger overkomen ongeval dat het gevolg is van een foutief doen of nalaten van de vervoerder .
De schadevergoeding die de vervoerder mogelijk verschuldigd is in geval van verlies of beschadiging van de handbagage is beperkt tot een bedrag van EUR 1.000,- per reiziger.
  1. Onverminderd de rechten van de reiziger onder artikel 6, is de vervoerder niet aansprakelijk:
  • voor schade die is veroorzaakt door vertraging, door welke oorzaak dan ook, voor, tijdens of na het vervoer opgetreden,
  • voor de schade die veroorzaakt is door welke afwijking van de dienstregeling dan ook;
  • voor schade ontstaan door het missen van aansluiting op eigen of andere vervoermiddelen,
  • voor schade ontstaan door de omstandigheid dat de gewone vervoermiddelen die de vervoerder ter beschikking staan niet toereikend zijn.
  • voor schade ontstaan door het ontbreken van zit- of staanplaatsen.
  • voor schade die het gevolg is van overmacht.
  1. In geval van een rechtmatige algehele staking van langer dan een dag zal de vervoerder naar redelijkheid en billijkheid overgaan tot restitutie van vooruitbetaalde reissommen naar rato van de duur van de staking aan de reiziger. De vervoerder heeft de bevoegdheid om in geval van een rechtmatige algehele staking van minimaal één dag over te gaan op verlenging van de geldigheidsduur van het abonnement. De vervoerder heeft het recht administratiekosten in rekening te brengen.
  2. De vervoerder is niet aansprakelijk voor de door de reiziger geleden schade die is veroorzaakt doordat de reiziger zijn handbagage niet op grond van deze Algemene Voorwaarden heeft vervoerd.
  3. De reiziger moet de schade zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de vervoerder melden. De aard en de omvang van de schade moet daarbij bij benadering worden aangeven.
 

Artikel 13 - Aansprakelijkheid van en voor het personeel

  1. De vervoerder is als aansteller van haar personeel en aangestelden aansprakelijk voor de uitvoering van hun verplichtingen. Wanneer het personeel en aangestelden van de vervoerder op vraag van de reiziger diensten verstrekken die niet ten laste zijn van de vervoerder worden ze beschouwd voor rekening van de reiziger te handelen.
  2. In het geval de kapitein, het personeel en aangestelden van de vervoerder aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schade die door een reiziger bij het vervoer is geleden, kunnen ook zij zich beroepen op de beperkingen van de aansprakelijkheid zoals deze voor de vervoerder gelden.
 

Artikel 14 - Gevonden voorwerpen

  1. De reiziger is verplicht zo spoedig mogelijk bij de vervoerder mededeling te doen van een door hem gevonden voorwerp of geldsom. De vervoerder is bevoegd tegen afgifte van bewijs een aldus gevonden voorwerp of geldsom in bewaring aan te nemen. Indien de vinder het gevonden voorwerp of de geldsom onder zich houdt, is hij verplicht al datgene te doen wat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd om de eigenaar of verliezer te vinden.
  2. De vervoerder is bevoegd een door zijn personeel gevonden of door een ander gevonden en aan hem afgegeven voorwerp na één maand of, indien het voorwerp niet voor bewaring geschikt is, eerder te verkopen, voorzover het niet kostbare zaken betreft.
  3. De vervoerder is verplicht een gevonden voorwerp, de opbrengst van een ingevolge het tweede lid verkocht voorwerp of het bedrag van een gevonden geldsom aan de rechthebbende af te geven, indien deze zich binnen drie jaren na afgifte aanmeldt. Indien de rechthebbende de opbrengst van de verkoop van een gevonden voorwerp opeist, mag de vervoerder het verschuldigde bewaarloon en de administratiekosten met die opbrengst verrekenen.
  4. De vervoerder kan voor de behandeling van een verzoek met betrekking tot een verloren voorwerp of geldsom administratiekosten in rekening brengen.
 

Artikel 15      Verjaring

De rechtsvorderingen ontstaan uit de overeenkomst van vervoer, met uitzondering van die welke volgen uit een strafbaar feit, verjaren door verloop van één jaar.  De verjaring loopt van de  dag waarop het feit dat tot de rechtsvordering aanleiding geeft, zich heeft voorgedaan.
Regresvorderingen moeten, op straffe van verval, worden ingesteld binnen de termijn van een maand, te rekenen van de dagvaarding die tot het regres aanleiding geeft.
 
 

Artikel 16      Nietigheid

De nietigheid van een artikel, clausule, beding en/of bepaling tast de rechtsgeldigheid van de overige artikel, clausules, bedinen en/of bepalingen niet aan.

 

Artikel 17      Bevoegde rechter

De rechtbanken van koophandel te Antwerpen, afdeling Antwerpen zijn bevoegd om kennis te nemen van het geschil me betrekking tot het vervoer.

 

Artikel 18 - Toepasselijk recht

Op de vervoerovereenkomst is het Belgisch recht van toepassing.
 
 
 

ADDENDUM

 
Bij gebruik van het elektronische toegangskaart als betaalmiddel of vervoerbewijs gelden in aanvulling of afwijking op de hiervoor genoemde voorwaarden de volgende voorwaarden:
 
 

Artikel 19 - Begripsomschrijving

Check-in / inchecken
Handeling waarbij de reiziger bij aanvang van de rit de elektronische toegangskaart bij een kaartlezer houdt. De handeling wordt met een tekst, geluid- en/of lichtsignaal bevestigd. Met deze handeling komt de vervoerovereenkomst tot stand met de betreffende vervoerder op grond waarvan de reiziger gerechtigd is gebruik te maken van het vervoer voor deze rit.
 
Check-uit / uitchecken
Handeling waarbij de reiziger bij het einde van de rit de elektronische toegangskaart bij een kaartlezer houdt. De handeling wordt met een tekst, geluid- en/of lichtsignaal bevestigd. Met deze handeling vindt een rechtsgeldige betaling van de ritprijs plaats.
Als geen geldige check-in heeft plaatsgevonden, geldt de check-uit als check-in handeling.
 
Instaptarief
Het tarief dat de vervoerder bij de reiziger in rekening brengt bij de check-in.
 
Product
Een abonnement, éénmalig reisrecht, vastrecht of andere kortingregeling welke op de elektronische toegangskaart is vastgelegd.
 
 

Artikel 20 - Betaling

In aanvulling op artikel 5 geldt dat bij de check-in een instaptarief kan worden afgeboekt van het op de elektronische toegangskaart aanwezige elektronisch tegoed.
Bij de check-uit vindt een controle plaats of de reiziger voor de betreffende rit over een geldig product beschikt. Op basis van deze informatie en de check-in wordt de ritprijs bepaald en afgeboekt van het op de elektronische toegangskaart aanwezige elektronisch tegoed. Indien bij de check-in een instaptarief is afgeboekt, vindt bij de check-uit een verrekening plaats met dit instaptarief.
Als geen geldige check-uit heeft plaatsgevonden, geldt tenminste het instaptarief als verschuldigde ritprijs, tenzij door de vervoerder anders is aangegeven.
 
 

Artikel 22 - Terugbetaling

In afwijking van artikel 6.1 dient de reiziger zich voor gehele of gedeeltelijke terugbetaling van het elektronisch tegoed op de elektronische toegangskaart of overige op de elektronische toegangskaart geplaatste producten te wenden tot de vervoerder die de elektronische toegangskaart aan de reiziger heeft uitgegeven.
 
 

Artikel 23 – De elektronische toegangskaart als geldig vervoerbewijs

In aanvulling op artikel 7 geldt dat de elektronische toegangskaart een geldig vervoerbewijs is, indien de reiziger bij aanvang van de rit op de daartoe aangegeven wijze heeft ingecheckt.

 
 

Artikel 24 – Verplichtingen van de reiziger

In aanvulling op artikel 10.1 geldt de verplichting voor de reiziger dat hij bij aanvang van de rit op de daartoe aangewezen wijze heeft ingecheckt. De reiziger dient zich er van te vergewissen dat de check- in op een correcte wijze is uitgevoerd. Bij het einde van de rit dient de reiziger bij de uitstaphalte op de daartoe aangegeven wijze uit te checken.
Indien door een technische storing van het systeem de check-in niet mogelijk is, kan de vervoerder van de reiziger verlangen dat hij op een andere wijze een geldig vervoerbewijs aanschaft.